Overpeinzing van de dag

Als je door de Scheikundejongens heen zou scrollen, kom je niet ongeregeld lange lappen tekst tegen. Vandaag een korte overpeinzing. Een overpeinzing voor iedereen, die voor veel mensen iets anders zal betekenen en die je iets anders kan leren. In het geval dat je het er niet mee eens bent, hoor ik dat natuurlijk graag in de commentaren hieronder. Een vertaling van een citaat van Nobelprijswinnaar Roald Hoffman:

“Als ik scheikunde aan buitenstaanders probeer uit te leggen, heb ik grofweg drie soorten publiek: de man op de straat, mede-academici in de geesteswetenschappen en natuurkundigen. Alledrie de soorten publiek weten even weinig van scheikunde, maar het lastigste publiek is toch wel de natuurkundigen, omdat zij denken dat ze het begrijpen, maar dat doen ze niet.”

Via de Curious Wavefunction

Over een omslagpunt

Als je een brood bakt kun je jezelf een bakker noemen, als je een fiets hebt gerepareerd een fietsenmaker en als je post rondbrengt postbode. Youp zegt dat pas als je je geld eraan kan verdienen, je een cabaretier bent.

Maar wanneer ben je chemicus? Ik gooi wel eens wat bij elkaar, maar ik kan absoluut m’n huur niet bij elkaar sprokkelen met mijn alchemie.

Ondertussen heb ik een bachelor diploma en mag ik ‘BSc’ achter m’n naam zetten. Dat mag je na drie jaar studeren. Ik heb niet zo’n ongelooflijk hoge dunk van die drie jaar. Ofwel, ik kijk meer op tegen m’n leraren dan daarvoor en krijg niet de indruk dat ik veel weet (ofwel, begrijp). Ik krijg ook niet het idee dat er werkgevers in Nederland zijn die me een scheikunde-gerelateerde baan aan kunnen (lees: willen) bieden.

Over een jaar hoop ik m’n masterdiploma te krijgen. Tegenwoordig zet je dan heel stoer ‘MSc’ achter je naam. Vroeger ‘drs.’ ervoor. Als je in Amerika na wat vakken toch niet besluit je PhD (hier: doctoraat) te halen, krijg je bij wijze van gouden handdruk (lees: oprotpremie) een Master of Science titel. Niet heel indrukwekkend, zo’n drop-out label. Niet dat een doctorandus titel (vertaald: ‘hij die nog doctor worden moet’) een mooie uitleg heeft. Ik heb begrepen uit ‘Onder Professoren’ je niet trots hoeft te zijn op een drs. titel, tenzij je bezig bent met je promotieonderzoek.

Stel — en ik zal in m’n handjes knijpen als die dag aan mag breken — ik behaal mijn doctoraat. Naast dat ik pseudo-status geniet en in een hogere salarisschaal ingedeeld wordt, is er geen twijfel meer over of ik chemicus ben. Na ondertussen negen jaar ervaring (een dan aanzienlijk deel van mijn leven) is mijn rugzakje wel vol. Vol genoeg om mezelf voor te stellen als volwaardig chemicus.

Maar wanneer ben ik (wordt men) nou chemicus? Op welk moment ben je mens-af en chemicus-aan? Er zijn wat duidelijke momenten (BSc, MSc, PhD) in het opleidingstraject van een chemicus, maar geen van die drie is duidelijk de overgang zelf. Welke van die drie bepaalt nou of je chemicus bent?

Of is het stiekem geen van drie? Is het ergens tussendoor gebeurd? Zijn het de zuurvlekken in m’n labjas die me gedoopt hebben? Is het eelt op m’n handen van het uittreksels schrijven genoeg teken van kennis? Of is spierpijn in m’n rug van het voorover hangen in een zuurkast genoeg? Is een gebroken fles ammonia (p.a. natuurlijk, heb ik weer) naast een leermoment, ook een omslagmoment?