Een paar jaar geleden ben ik samen met een vriend van me de Scheikundejongens begonnen. We vonden het leuk om wat te vertellen over de dingen die ons bezig hielden. Door onze blog kwamen we leuke mensen tegen met leuke sites en mooie ideeën. Kennislink was een van de eerste andere wetenschapsblogs die we tegenkwamen. Die zwaar-gesubsidieerde site bestaat uit een heleboel secties, waarvan een paar natuurwetenschappelijk zoals Kennislink|Scheikunde. En na zoveel jaar kan ik wel stellen dat we leuk contact hebben met Kennislink.
De Scheikundejongens zie ik ook als een plek waar ik kan leren schrijven. Op de universiteit leer ik Engelstalige wetenschappelijke verslagen en artikelen te schrijven, maar voor de Scheikundejongens schrijven vind ik eigenlijk lastiger. Ik heb een slechter beeld van wie mijn publiek is, materie compleet behandelen is veel gemakkelijker dan materie begrijpelijk opschrijven, en op de universiteit zijn er veel mensen die me willen leren schrijven. Mark en ik geven elkaar wel veel tips en commentaar, maar dat is toch een beetje zelf het wiel uit proberen te vinden. Wetenschapsjournalistiek is moeilijk.
Maar, wetenschapsjournalistiek is wel belangrijk. Vandaag opende de nrc.next op de voorpagina met “Wetenschap is ook maar een mening.” Ik kan wel huilen als ik dat soort dingen lees. Gelukkig is het bijbehorende artikel genuanceerder. We leren uit het stukje dat iedereen met toegang tot Internet en scholing, mee kan doen aan wetenschappelijk denken. Wikipedia is voor praktisch iedereen leesbaar en relatief “(…) veel mensen hebben enkele jaren training gehad in kritisch denken.” Maar is dat genoeg? Kan iedereen nu alles begrijpen? Ik denk het namelijk niet. Want wie zegt dat je het bij het juiste eind hebt? Een pagina die je op Internet hebt gevonden, of een fysiek iemand die zich jaren heeft verdiept in het onderwerp?
Wetenschapsjournalistiek moet zorgen voor begrijpelijke én betrouwbare informatie. Hartstikke fijn dat er een mooi artikel in Nature of Science staat, maar wie leest dat? En wie begrijpt dat? Pas als de Quest of de wetenschapsredactie van een fatsoenlijke krant zich er over heeft gebogen, krijgt het brede publiek hapklare brokken informatie. De nuance die in een wetenschappelijk artikel staat, kan niet goed begrepen worden door een leek, dus zal iemand dat op moeten breken in concrete feiten. Voorbeeld: een artikel in Nature claimt dat nieuw onderzoek op het gebied van kanker, een bepaald medicijn beschikbaar maakt. Wat de wetenschappers die dit lezen begrijpen — en wat de wetenschapsjournalist die hierover bericht moet opschrijven — is dat voordat een medicijn op de markt komt, er nog járen (15–20) klinische proeven gedaan moeten worden. Het denkkader waar wetenschappers jarenlang in getraind zijn, moet door wetenschapsjournalisten kant-en-klaar aangeleverd worden voor de geïnteresseerde lezer.
Maar nu terug naar mijn stelling: waarom is de Nederlandse wetenschapsjournalistiek, ondanks het belang, zo ongezond? Politici schermen graag met het gegeven dat Nederland een kenniseconomie is. Mijn observatie is dat er in Nederland weinig ongesubsidieerde blogs zijn met een wetenschappelijke tint. Die van de Wiskundemeisjes, Sciencepalooza en die van ons zijn de énige blogs waarvan ik zeker weet dat ze niet zwaar gesponsord worden en met hoge regelmaat wat schrijven. Maar dan zijn de Wiskundemeisjes eigenlijk alweer gestopt met bloggen. Nota bene: als ik iets over het hoofd zie, laat me dat alsjeblieft weten in de commentaren hieronder.
Iets anders waar ik me al jaren over verbaas, is de hoeveelheid redactie van het gemiddelde wetenschapskatern. Of dat nu een krant is, of een website, of voor mijn part de NOS. Wetenschap is niet iets dat je er eventjes bij doet. Wetenschap is niet een kwestie van ik vind dat-en-dat en hij vindt van niet. Wetenschap is exact en genuanceerd. Waarover je moet nadenken en waarin je gemakkelijk fouten maakt. Een wetenschapsredactie is niet iets dat uit één persoon kán bestaan. Uit principe moet een wetenschapsredactie uit meerdere mensen bestaan, anders kun je elkaar niet controleren en bekritiseren.
Tot slot is er dan nog het gebrek aan interesse. Of nee, interesse is het verkeerde woord. Aanzien. En dan heb ik het niet over de kwestie ‘vleeseters zijn hufters,’ maar over wat de gemiddelde middelbare scholier van wetenschap vindt. Misconcepties waar ik heel ongelukkig van word, zijn: beta is alleen voor jongens; wetenschap is saai; beta is voor nerds; het is okay om niet goed te zijn in wiskunde of beta; enzovoorts. Toch hebben maar weinig scholieren door dat kleine tweaks en hacks op hun computer, of het nadenken over hoe je het best kan levelen, eigenlijk al wetenschappelijk is. En dat is okay. Niks om je voor te schamen. In tegendeel, iets waar scholieren eigenlijk veel meer in gestimuleerd kunnen worden.
Wetenschap is belangrijk en het begrip van wetenschap hoort bij deze tijd. Maar er wordt te weinig aandacht besteed aan het uitleggen van wetenschap na de middelbare school. Steeds meer mensen hebben kritisch leren denken, maar ik denk dat veel mensen nog foute conclusies trekken. En de wetenschapsjournalistiek moet harder z’n best doen om dat te veranderen.
Here here!
Ik had dezelfde reactie op de nrcnext voorpagina als jij, maar vond het bijbehorende artikel eigenlijk erg goed. Neemt natuurlijk niet weg dat er meer geld voor wetenschapsjournalistiek moet komen. Want dat is geloof ik waar je op aanstuurt?
Het artikel uit de nrc.next vind ik ook helemaal niet slecht. Natuurlijk zie ik ook helemaal in dat de voorpagina (mij succesvol) aanmoedigt om het artikel te gaan lezen. Waar ik een beetje bang voor ben, maar dat is geen enkel verwijd naar de auteur van het nrc.next artikel, is dat mensen het eens zijn met stellingen als “Wetenschap is ook maar een mening” of “evolutietheorie is ook maar een theorie.” Dat gaat namelijk helemaal in tegen wat wetenschap ís (en tegen de wetenschappelijke definitie van ‘theorie’).
Wat betreft je geld: daar stuur ik helemaal niet op in. Er zijn andere manieren om iets te verbeteren, dan financieel* te investeren. Ik denk dat we ook intellectueel moeten investeren. In ons geval (aannemende dat ik de rol wetenschapsjournalist vervul) betekent dat dat we harder ons best moeten doen. Meer geld helpt, maar meer geld is niet het hele verhaal. Op middelbare scholen moet het beta-verhaal iets anders verteld worden en ik kan ook wel een aantal SIRE-spotjes verzinnen. Als we bedenken hoeveel technologie we gebruiken versus hoeveel mensen dénken dat ze technologie gebruiken, denk ik dat er nog een hoop werk te doen is.
* Ik ben me bewust van de financiële situatie bij een aantal organisaties, waaronder een enkele van jou werkgever(s).
http://www.lowtechmagazine.be/ is deze voldoend wetenschappelijk?
Met het “vermarkten” worden resultaten soms wel erg ingekleurd. Nu wetenschapswinkels verdwenen zijn, zijn het vooral de overheden, die wetenschappers inhuren om hun megaprojekten in te kleuren. Wetenschappers, die zich voor dit eenzijdige karretje laten spannen, moeten niet verbaasd zijn als hun resultaten betwijfeld worden. Zou er geen verband zijn tussen de belangen van de opdrachtgevers en de onderzoeksresultaten?
@Aldo: Helaas komt ‘beter je best doen’ in heel veel gevallen neer op meer geld. Niet omdat we allemaal zo gierig zijn, maar omdat alles sneller moet ‘want anders kost het te veel geld’. Overigens heeft de hele journalistiek daar last van. Waar vroeger redacteuren weken over een verhaal mochten doen, om te zorgen dat alles 100% klopte, moet alles nu snel snel snel en, ook niet onbelangrijk, met minder mensen.
Idem voor de leraren; die moeten tegenwoordig zo veel meer doen dan alleen lesgeven. Kids moeten ook normen en waarden meekrijgen van het onderwijs, elke school moet aan PR doen (want hoge instromen zijn gewenst) en dat doet een leraar ‘erbij’. Uren (=eigenlijk geld) krijgen ze er vaak niet voor, of anders veel te weinig.
En hoeveel denk je dat een SIRE-spotje kost?
Begrijp me goed, ik vond je stuk heus geen persoonlijke aanval. Maar ik denk dat het naief is om te denken dat we het zonder geld zouden kunnen oplossen. Of in ieder geval niet voldoende.