Vrouwen in de wetenschap

Eerlijk gezegd vind ik dit een heel lastig onderwerp. Ik ben een blanke, West-Europese man, hooggeschoold, opgegroeid in een blanke (voornamelijk laaggeschoolde) omgeving. Ik vind het lastig om te praten over discriminatie, feminisme en racisme. Voornamelijk omdat ik er weinig ervaring mee heb, of me er gewoon niet van bewust ben. Ik heb nog nooit meegemaakt dat iemand uitgescholden werd, of nadelig behandeld werd om zijn huidskleur, geloof, geslacht of wat dan ook.

Aanstaande vrijdag vindt “Women in Chemistry — The elements of success” plaats. De Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) organiseert — ook omdat het het Internationale Jaar van de Chemie is — de dag ter promotie van de vrouwelijke wetenschapper. Een goed idee, zou je zeggen. Maar is dit wel nodig?

Ik vind positieve discriminatie iets raars. Als er twee mensen even geschikt zijn voor een baan, wordt er voorkeur gegeven aan diegene die uit een bepaalde bevolkingsgroep komt. In dit geval: als een vrouwelijke studiegenote en ik samen naar eenzelfde positie zouden solliciteren, zou zij gekozen worden, omdat ze een vrouw is. De reinste discriminatie natuurlijk. Maar omdat er te weinig vrouwen in onze beroepsgroep zouden zitten, zou zij de voorkeur hebben. Natuurlijk zijn twee sollicitanten nóóit gelijk, omdat twee mensen ten opzicht van elkaar altijd andere voor- en nadelen hebben. Zij zou bijvoorbeeld beter artikelen kunnen schrijven dan ik, maar mijn labjournaal is beter. Beide eigenschappen zijn even belangrijk, maar toch geeft een professor de voorkeur aan een van twee de eigenschappen. Daarnaast moet hij (?) dan ook nog eens haar vrouw-zijn in overweging nemen. Ik vind het maar een lastig verhaal.

Dan is er nog het volgende: een vriendin van me heeft een tijdje geleden op haar oude middelbare school verteld over hoe het is om als vrouw, scheikunde te doen. De middelbare school wilde bètawetenschappen promoten onder meisjes. Dus die vriendin kwam langs om te vertellen. Heel positief over scheikunde vertellen. Tsja, dat kan alleen maar op liegen uitlopen, want scheikunde (en wis- en natuurkunde idem dito) zijn gewoon hele pittige studies waar je heel veel tijd mee kwijt bent. Begrijp me niet verkeerd, ik heb het gevoel dat vrouwen misschien wel beter (kunnen) zijn in bètawetenschap dan mannen. Daarnaast is 1/3 deel van de (totaal 60 tot 90) scheikundestudenten in Utrecht vrouw, wat me helemaal geen rare score lijkt. Wat vertel je die meisjes op de middelbare school nou? Dat het heel goed te doen is voor vrouwen? Dat het heel leuk is? Dat het heel spannend en enerverend is? Dat is het natuurlijk allemaal wel, maar dat vind 90% van de middelbare scholieren natuurlijk niet.

Dan is er nog de laatste rariteit: de vrouwenbeurs. Dit is eigenlijk ook positieve discriminatie, maar dan zonder het ‘positieve’. Als vrouw kun je geld aanvragen om dingen te doen in de wetenschap: stages, onderzoek, reizen, van alles. Mannen kunnen dit niet, want er bestaan natuurlijk geen mannenbeursen. Snap ik, maar voelt wel raar. Ik doe nu een buitenlandstage en omdat ik een blanke, Nederlandse man ben, zonder extreem hoge cijfers, kan ik maar aanspraak maken op één beurs. Als vrouw kun je voor duizenden (als je er tijd in steekt tienduizenden) euro’s ‘verdienen’ met een buitenlandstage van zes maanden. Wat mij als vrouw nou dwars zou zitten, is het volgende: je wilt als vrouw serieus genomen worden. Je wilt dat anderen je afrekenen op je wetenschappelijke kwaliteiten en niet benadelen om je geslacht. Om jezelf wat op weg te helpen, vraag je een vrouwenbeurs aan, maar dan bevoordeel je jezelf wél weer door gebruik te maken van je vrouw-zijn. Een paradoxale oplossing.

Samengevat: ik vind het maar een lastig verhaal. Ik vind het verschrikkelijk belangrijk dat iedereen wordt afgerekend op wat hij doet, niet op wie hij/zij is. Ik vind het niet zo spannend of iemand nou vrouw of homo of niet-blank is. Ik vind dit vooral een ingewikkelde discussie. Misschien is zo’n dag ter promotie van de vrouwelijke wetenschapper nog niet zo’n slecht idee.

Nieuw imago van de scheikunde: Het Ontstaan van Het Leven

Om duidelijk te maken waarom een vakgebied belangrijk is, is het behulpzaam om een “Het Belangrijkste Onopgeloste Probleem” en een “Het Belangrijkste Opgeloste Probleem” te hebben. Die problemen zouden voor iedereen te begrijpen moeten zijn. Ik denk dat het Belangrijkste Onopgeloste in de natuurkunde The Big Bang is (wat gebeurde er de eerste seconde in het heelal?); het Belangrijkste Opgeloste in de biologie is The Origin of Species (hoe differentiëren soorten zich?) en de wiskundigen hebben de priemgetallen.

Het ultieme toonbeeld van de chemie van tegenwoordig is het periodiek systeem der elementen. Je zou kunnen zeggen dat dit het Belangrijkste Opgeloste probleem is. Iedere rechtgeaarde chemicus voelt zich min of meer aangetrokken tot de elementen en het is het ultieme overzicht van de chemie. Maar dat is maar lastig te begrijpen voor niet-chemici. De man op de straat heeft natuurlijk helemaal niks te maken met zuivere elementen. Hoe vaak worden de begrippen ‘lucht’ en ‘zuurstof’ wel niet door elkaar gehaald? En wie weet nou de voordelen van van een periodiek systeem in deze vorm op te noemen, boven andere soorten systemen?

Als Ultiem Probleem zou ik graag het volgende willen promoten: het ontstaan van het leven.

Stanley Miller in 1953, werkt hier aan het Urey--Miller experiment.

Een van de beroemdere pogingen om te begrijpen waar het ontstaan van het leven om draait, is het Urey–Miller experiment. Daarin is gekeken of de bouwstenen die nodig zijn voor leven, spontaan kunnen ontstaan bij bepaalde omstandigheden (zoals luchtvochtigheid, zuurgraad, etc.). Urey en Miller verwarmden water, methaan, ammonia en waterstofgas in een gesloten systeem, leidden dat door een buizensysteempje, lieten bliksem (stroomschokjes) door het gasmengsel en lieten dat weer neerslaan. Na een week werd de “oersoep” bekeken en er werden onder andere aminozuren, suikers, bouwstenen voor nucleïnezuren (DNA en RNA) en glycerine gevonden. Een her-analyse van hun bevindingen in 2008 toonde aan dat ze 22 verschillende aminozuren hebben geproduceerd. Met een vrij simpele scheikundige opstelling zijn de bouwstenen voor leven gemaakt.

Terug naar de Ultieme Vragen. Wat de precieze omstandigheden waren, toen leven ontstond, is natuurlijk praktisch niet te achterhalen. Maar wat wel te achterhalen is, zijn alle mechanismen die nodig zijn om leven te maken. Om aminozuren en suikers te maken uit water, methaan en ammonia (etc.) is nogal wat organische chemie nodig. Om van vetzuren mooie cellen te maken, is veel fysische chemie nodig (zelf-assemblage). En om te begrijpen hoe zoveel elektriciteit zoveel reacties kan laten verlopen, is anorganische chemie nodig. De rol voor biochemici is natuurlijk duidelijk (bijv. hoe vormden de eerste enzymen?). Het onderzoek naar alles wat om dit vraagstuk heen zit, is natuurlijk veel interessanter dan het uiteindelijke antwoord. De reis is belangrijker dan de spreekwoordelijke bestemming.

Natuurlijk zijn er ook nadelen aan dit verhaal. Veel mensen zullen natuurlijk denken dat dit een biologisch probleem is. Ik denk dat de basale vragen in dit Probleem bijna allemaal chemisch van aard zijn. Op het moment dat er cellen gevormd zijn, is er namelijk leven, en dan begint de evolutie. Dat is dan wel weer harde biologie: het ontwikkelen van soorten. Maar totdat de kleinste eenheid van leven (de cel) er niet is, is er geen biologie.

Een ander groot nadeel aan deze promotie heeft ook te maken met de biologie. Niet alle godsdiensten zijn zo gecharmeerd van de evolutietheorie. Zo hoeft — als Het Ontstaan van Het Leven aangenomen wordt als toonbeeld van de chemie — geen steun van een aantal godsdiensten te verwachten. Natuurlijk is het een discussie op zich waard, of kerk en wetenschap zo goed samen gaan, maar misschien kan ik het daar beter een andere keer over hebben.

Ik ben ervan overtuigd dat Het Ontstaan van Het Leven een goed verhaal is, vergelijkbaar met de oerknal en de evolutietheorie. Helaas is de relevantie niet zo duidelijk als in onderzoek naar medicijnen, en blijft Het Ontstaan van Het Leven voor een lange tijd een Onopgelost Probleem, maar in ieder geval is het veel beter te begrijpen het periodiek systeem der elementen.

Meer: de voordelen door The Curious Wavefunction; de nadelen door Everyday Scientist.

Mogen mensen een mening hebben over wetenschap?

Wie mag er op welk moment zijn mening geven? Sinds Pim Fortuyn rond 2001 zich met de nationale politiek ging bemoeien, was dit een enorm belangrijke vraag. Het antwoord is ondertussen bijna gelijk aan onze Zeitgeist: iedereen zou alles moeten kunnen zeggen. Ik weet niet of ik het daarmee eens ben.

Laten we onderscheid maken tussen meningen (ik vind chocoladetaart lekker), feitelijkheden (Nederland ligt in Europa) en dingen waarover je in discussie kan gaan omdat ze niet zeker zijn (een achtdaagse week zal op de lange termijn voor wereldvrede zorgen). Over die eerste twee is niet te onderhandelen. Voor de stellingen kunnen argumenten verzameld worden, maar het is onmogelijk om het ermee oneens te zijn. Iedereen die ontkent dat ik chocoladetaart lekker vind, is een leugenaar.

Maar nu de politiek. Politiek is het proces waarbij mensen of een groep mensen een collectieve beslissing maken. In onze democratie is er een groep mensen die voor een veel grotere groep mensen beslissingen maakt. Zij beslissen of we soms 130 in plaats van 120 km/h mogen rijden en of dat nanomaterialen verboden moeten worden. Die kleine groep mensen maakt alle beslissingen, gebaseerd op wat waarheid is. Helaas zijn er een heleboel dingen niet te controleren (zal een achtste dag mensen écht gelukkiger maken), dus worden er maar schattingen gemaakt. En over dat soort inschattingen gaan de meeste discussies in de politiek.

Helaas pindakaas, ik beschrijf hier een ideale wereld. We gaan er namelijk vanuit dat de politici genoeg tijd hebben om zich te informeren, maar belangrijker nog: we gaan ervan uit dat ze slim genoeg zijn om beslissingen af te kunnen wegen. Politici zijn meestal namelijk niet opgeleid in meer dan één vakgebied, sterker nog, het vakgebied waar de meeste politici over beslissen heeft absoluut niks te maken met waar ze voor opgeleid zijn. Dit is een kort-door-de-bocht argument om aan te geven waarom politici meestal geen verstand hebben van hoe ze feiten over een bepaald onderwerp moeten interpreteren.

Laten we er nu vanuit gaan dat politici slimmer zijn dan de meeste mensen. Lijkt me niet een hele onredelijke aanname. Mijn stelling is nu, dat de meeste politici maar matig — niet slecht, maar matig — in staat zijn, de meeste van hun beslissingen goed te maken. Ik vind dat er meer mensen bij politieke beslissingen betrokken moeten worden, die speciaal van maar een klein aantal dingen verstand hebben. Die mensen heten natuurlijk “specialisten”, “deskundigen” of soms zelfs “wetenschappers.” Ik heb er namelijk absoluut geen vertrouwen in dat er tegenwoordig veel mensen in de politiek zitten die erg veel verstand hebben van de gespecialiseerde dingen waarover ze beslissen. Het is namelijk zelfs voor wetenschappers lastig om gevaren en kansen in te schatten, dus mensen die er niet voor hebben geleerd, zullen die inschattingen alleen nog maar slechter doen.

Een extreem voorbeeld ging toevallig deze week viral op Internet. Een Tweede Kamerlid Lilian Helder brak mijn klomp door de volgende domme dingen te zeggen:

Een uitspraak als “ik vind dat je persoon A niet met persoon B mag vergelijken” is belachelijk. Wat jij daarover vindt is natuurlijk volstrekt onafhankelijk van de waarheid. Jij kan best vinden dat ik geen chocoladetaart lust, of dat Nederland niet in Europa ligt, maar de waarheid is de waarheid. Ongeacht je mening. Als er nou zulke domme mensen in de Kamer zitten, wil ik echt Nederland oproepen om eens serieus na te denken over de hoeveelheid deskundigen die beslissingen maken. Ook wil ik de politiek oproepen om misschien eens na te gaan denken over een CITO-toets voor mensen die in de Kamer willen.

Filmpje via Dumpert, comic van DoYouKnowFlo?

Leesvoer voor wetenschapsjournalisten

Journalisten hebben een ethische code. Het is niet zo alsof elk land er wettelijke regels op na houdt, laat staan dat die code in elk land hetzelfde is. Wel zijn er grote overeenkomsten, zoals de waarde van juistheid, het beperken van laster en het beperken van de schade door berichtgeving. Journalisten handelen in dienst van de maatschappij en zoeken een balans tussen wat mensen willen weten en wat mensen zouden moeten weten. Helaas, doordat de media de afgelopen jaren veranderen, verandert de berichtgeving ook.

Nu kan ik kilobytes uitweiden over journalisten, waarom ze altijd gewantrouwd moeten worden en over nieuwe media, maar daar wil ik het nu niet over hebben. Sinds ik de Scheikundejongens begonnen ben, ben ik met een nieuw soort mens in aanraking gekomen: de wetenschapsjournalist.

Wetenschapsjournalistiek gaat over het begrijpbaar maken van wetenschappelijk onderzoek voor niet-specialisten. Dit betekent — vooral in de scheikunde — dat ingewikkelde en onbekende principes op een vereenvoudigde manier uitgelegd moeten worden. Helaas heb ik het gevoel dat er nu een hele andere soort van ethiek van toepassing is als waar bijvoorbeeld Julian Assange mee te maken heeft. Wat wil de journalist vertellen? Wat voor invloed heeft zijn eigen begrip van de stof op zijn bericht? Wat laat hij weg? Wat versimpelt hij en hoeveel versimpelt de wetenschapsjournalist? Ik geef toe: dit zijn eigenlijk verschrikkelijk ingewikkelde vragen. Ik ben nieuw in dit gebied, maar toch wil ik graag mijn gedachten over deze stof loslaten. Hoewel, de meeste wetenschapsjournalisten zijn nooit opgeleid tot journalist, maar als wetenschapper.

  • Geef een expliciete bron. Ik lees veel “Er is onderzoek gedaan naar…” en dat kan natuurlijk niet. Noem het onderzoekscentrum, de naam/namen van de wetenschapper(s) en het liefst een directe link naar de bron. Het mooiste is een volledige bronvermelding, inclusief DOI én internetadres, onderaan het artikel. In het uitzonderlijke geval dat een specialist geïnteresseerd is in het onderzoek, moet hij dat na kunnen vinden. Ook moet geïnteresseerd publiek een weg naar het uitgebreidere onderzoek kunnen vinden. Geef ook een bron als toegang tot het betreffende artikel geld kost.
  • Durf jargon te gebruiken. Schroom niet om eens per artikel de lezer iets te leren. De lezer kan best én het nieuwsfeit én een nieuw woord behappen. Wat mij betreft komt de definitie van “nanomateriaal” nog té weinig langs. Naarmate een bepaalde definitie vaker terug komt, zullen regelmatige lezers hem vanzelf leren. Een ander interessant soort deeltje dat ik nooit woordelijk tegenkom, maar dat wel vaak beschreven wordt, is “colloïde.” Hier en daar een definitie uitleggen, lijkt me vaak niet verkeerd.
  • Schrijf alleen over onderzoek dat belangrijk is. Het klinkt gek, maar ik kom geregeld artikelen tegen waarvan ik echt niet begrijp waarom dat nou interessant is voor niet-specialisten. Niet alles wat in Nature of Science terecht komt, is interessant genoeg om over te schrijven. Hoe graag die tijdschriften dat ook zouden willen. Vaak is het onderzoek fundamenteel genoeg om niet relevant te zijn voor niet-wetenschappers. Als gedachtenexperiment kun je jezelf afvragen wat voor duidelijke link dit onderzoek heeft met de gewone wereld.
  • Jij bent degene die hypes creëert. Journalisten schrijven over onderwerpen die mensen bezig houden. Maar als er meer over geschreven wordt, dan dat er onderzoek in gedaan wordt, is er iets mis. Dit is typisch het geval met nanotechnologie. Er wordt veel onderzoek gedaan in dat vakgebied, maar de hoeveelheid “doorbraken” waarover ik lees, zijn buitenproportioneel. Ik vind het hele “bewustwordings”-gedoe rondom nanotechnologie maar niks, maar het schijnt te moeten. Dat betekent niet dat er meer over verteld moet worden, dan mensen interessant vinden. We zitten heel dicht tegen die verzadigingsgrens aan, dus pas op. Schrijf ook eens over wat anders, of zoek naar een andere insteek.
  • Let op je taal. Er zijn een groot aantal strikte definities en zegswijzen in de wetenschap, die verkeerd gebruikt worden door het algemene publiek. Ik heb het hier niet alleen over het verschil tussen moleculen, metalen en zouten. Ook de woorden vloeistof, fluïdum, glas, kristal, deeltje, golf, kracht, attractie, interactie en zo nog een heleboel worden erg vaak door elkaar gebruikt. Wetenschappers hebben vaak strikte definities (met een reden) en zullen daar niet vanaf wijken. Het is belangrijk om niet te verwarren. Niet elk verschil hoeft uitgelegd te worden, maar het gebruik van woorden moet wel correct zijn.
  • Schrijf niet over onderzoek waar je niks vanaf weet. Gênant vaak kom ik populair-wetenschappelijke artikelen tegen waarin de wetenschapsjournalist duidelijk te weinig weet. Vooral bij controversiële onderwerpen geeft dit een scheef beeld van de verschillende standspunten. Neem nou de LHC: hoeveel journalisten weten hiervan de gevaren goed in te schatten? Als ik ze zo hoor, maar verdomd weinig.
  • Als je iets niet begrijpt: vraag hulp. Het kan natuurlijk altijd zo zijn dat jij degene op de redactie bent die het meest geschikt is om over een bepaald onderzoek te schrijven. Maar wat als je er eigenlijk niet genoeg vanaf weet om er een fatsoenlijk verhaal van te maken? Of nog algemener: je wil er een écht goed verhaal van maken, dus wil je een kijk op de zaak van iemand anders. Schroom niet, want er zijn altijd mensen die je iets uit willen leggen. Mail of bel gewoon een universiteit of onderzoekscentrum. Die hebben altijd een afdeling communicatie die je met liefde doorverwijzen naar de beste deskundige. En als dat niet lukt (wat helaas geregeld gebeurt), kun je altijd nog zelf op de site van de universiteit zoeken naar een geschikte deskundige. Krijg je een minder geschikte kandidaat aan de telefoon, dan wil die je best doorverwijzen.
  • Laat je artikel nakijken. Wij van de Scheikundejongens hechten verschrikkelijk veel waarde aan juistheid. Daarom proberen we elkaars artikelen zoveel mogelijk door elkaar na te laten kijken. En als er iemand van buitenaf een fout tegenkomt, schamen we ons omdat we die fout zelf niet hebben gezien. Gelukkig zijn onze missers meestal taalfouten, maar dat komt natuurlijk omdat we zo gehaaid zijn op het juist uitleggen van fenomenen. Deze tip is gerelateerd aan de vorige: als je zelfstandig een artikel hebt geschreven, maar je weet niet of al je stellingen wetenschappelijk juist zijn, kun je je artikel best ter review bij een collega/wetenschapper leggen.

Recentelijk zijn er wat vrije publicaties onder mijn aandacht gekomen die te maken hebben met wetenschapsjournalistiek. Het gaat hier om drie boeken die gratis en legaal te downloaden zijn: Why And How To Communicate Your Research en Taking Science To People van dr. Frank Burnet en Science And The Media van Donald Kennedy en Geneva Overholser. Deze drie boeken zijn zowel voor wetenschappers die voor een breed publiek schrijven, als voor journalisten die over wetenschap schrijven, als voor een breder publiek, erg interessant. Voormalig wetenschapsjournalist Tim Radford van The Guardian heeft recentelijk zijn ervaring uitgewerkt in 25 tips. Interessant is om na te gaan hoeveel waarde meneer Radford zijn eigen manifesto; ik vind het maar lastig te lezen.

Tot slot wil ik wetenschapsjournalisten die op Internet publiceren, waarschuwen. De kans is erg groot dat scholieren je artikel lezen en gebruiken voor een schoolverslag. Houd dit altijd in gedachten. Je publicatie blijft waarschijnlijk lang rondwaren op het Internet, dus een hoop mensen zouden eruit kunnen willen leren. Zorg er dus voor dat je niemand iets verkeerd aanleert. Het is namelijk maar lastig om van verkeerde gewoontes af te komen.

Boeken via ScienceBase en American Academy of Arts & Sciences

Hoe gaat het met het IYC2011?

Laten we ervan uitgaan dat ondertussen alle (trouwe) lezers van deze blog goed begrijpen dat zonder kennis van scheikunde, deze moderne wereld niet zou bestaan. Bij het maken van praktisch alle voorwerpen in je kamer is er wel een chemicus aan te pas gekomen. De stroperigheid en verkleuring van de verf op je muur, de kleverigheid van de lijm achter je behang, de brosheid van het beton in je huis, de kleuren in al je kleren, het materiaal van alle synthetische kleren, al het plastic in je huis, alles. Praktisch alles is ooit overwogen door een chemicus. De moderne kennis van chemie maakt onze wereld mogelijk. Dat is wat we dit jaar herdenken, erkennen en vieren. 2011 is officiëel het Internationale Jaar van de Chemie (IYC2011).

Maar wat flikken de promo-mensen me nou? Dit filmpje.

Dat kun je toch niet menen? Dit moet mensen enthousiast maken? Dit is de officiële Nederlandse aankondiging van het feest? Ik schaam me kapot. Werkelijk waar, als toegewijd chemicus, als hardwerkende student, als Nederlander en als blogger. Ik schaam me kapot voor wat ik tot nu toe heb gezien aan promotie.

Laten we beginnen bij het begin. Morgen opent de minister van Economische Zaken, Landbouw & Innovatie het ICY2011 in Nederland. Helaas is de betreffende man Maxime Verhagen en heeft hij hedendaagse geschiedenis gestudeerd. Persoonlijk heb ik dan ook nog eens een hekel aan het woord “innovatie,” dus mijn steun heeft hij niet. “Innovatie” zit in dezelfde categorie smerige woorden als “recreëren” en “infotainment.” Dit woord impliceert meer gebakken lucht dan een Fischer–Tropsch-reactie aan kan. Terug naar morgen: 28 januari 2011 opent de man Het Jaar en ik verwacht niet anders dan dat er een hoop bobo’s er een “laten we elkaar eens even lekker op de borst kloppen”-bijeenkomst van zullen maken.

Natuurlijk kan ik wel pagina’s vol schrijven met gal en kritiek, maar daar wordt de wereld nou ook weer niet zoveel beter van. Graag geef ik eens wat interessante tips voor mensen waarvan ik denk dat ze het niet zo goed begrepen hebben. Ik ben graag in de waan dat ik weet wat nerds interessant willen en dat ik ook weet wat niet-chemici begrijpen. Een korte opsomming van mijn open source plannen, dus iedereen mag ze gebruiken.

  • Quit the crap. Iedere Nederlander prikt door al die promo-troep heen. Een duidelijke tip aan iedere promotor: zet Discovery Channel of een BBC-documentaire aan en leer. Het soort filmpjes zoals die hierboven spreekt helemaal niemand aan. We schreven hierover al eerder: hier, hier en hier. Want serieus: wie wordt er nou warm van een lineaire combinatie van The A-Team en de Gorillaz?
  • Beter goed gejat dan slecht bedacht. Op de een of andere manier zijn er maar weinig Nederlandstalige artikelen te vinden die uiteen zetten waarom scheikunde zo belangrijk is. Ik zou graag zien dat alle kranten en alle opinietijdschriften een heel issue zouden besteden aan chemie. Neem eens een voorbeeld aan de prachtige overzichtspagina van Nature. Dáár zou ik graag een aantal dingen op willen lezen.
  • Spetter. We kunnen een voorbeeld nemen aan het vuurwerk in Moerdijk, maar we kunnen ook écht gaaf vuurwerk laten zien. En als we het toch al over spetteren hebben: zeepsop is óók al chemie, net als wasmiddel, water, regen, enzovoort.
  • Verplaats je eens in een ander. Stel je eens een kind van 8 voor. Wat zou je die nou willen laten zien? Als je nu aan iets educatiefs denkt, ben je af. Houd het simpel en doe gewoon iets gaafs. Iets met zeepbellen ofzo? Dat blijft veel beter hangen dan een lezing over het belang van chloortreinen. Middelbare scholieren mogen best wel iets belerends voor hun kiezen krijgen. Misschien iets over alternatieve energiebronnen? Of over wat voor chemie er komt kijken bij de productie van een iPod? Wat is er nou zo speciaal aan het touch screen van Apple? En hoe komt het toch dat er in bier meestal 4% alcohol zit, in wijn 12% en in sterke drank 40%? Volwassenen willen denk ik veel liever ergens naar binnen. Geef eens een degelijke rondleiding door een universiteit en geef eens een lezing over wat we tegenwoordig allemaal goed en fout doen. En laat de boodschap dan zijn: dit is wat je er zelf aan kan doen. Misschien dat mensen dan door krijgen, wat het belang van Chemie Pack is (was). Trouwens, zijn er nou echt mensen geïnteresseerd in De Chemieloop?
  • Bereik. Heeft iemand van de KNCV al Stichting SIRE gebeld? Waarom zie ik nog steeds geen televisiespotjes? Waarom heb ik nog steeds geen kaartjes voor Night of the Chemists? Is The Convenient Reality al in de bios? Is HUMAN al bezig met een documentaire? Willen alle Tweede Kamerleden die bèta hebben gestudeerd op een afgesproken dag en tijdstip eens een dansje doen in de Kamer? Gewoon, voor de aandacht.

Tot slot wil ik me nog hardop afvragen wat de rol van onze overheid is in dit spelletje. Ik heb ondertussen begrepen dat ze kicken op het feit dat Nederland een “kenniseconomie” is (huichelaars), en dat ze het volgen van een masteropleiding structureel ontmoedigen (hypocrieten) en dat onze overheid te incapabel is om serieuze ontwikkelingen serieus aan te pakken (voorbeeld).

Hoe dan ook, binnenkort gaan Mark en ik allebei naar het buitenland voor een half jaar stage. Dan zullen we eens zien wat er daar allemaal georganiseerd wordt en of mijn tirade terecht bleek. Tot die tijd denk ik dat er een aantal mensen wel iets harder hun best mag doen. Wij zullen in ieder geval gewoon over onze passie blijven schrijven.