De terminologie van de Geek

Wat is nou het verschil tussen een Nerd en een Geek? Ik heb al eens een Venn-diagram hierover vertaald, maar hoe meer ik hierover nadenk, hoe minder zeker ik word. Er zijn meer verschillen tussen een Nerd en een Geek dan hoe handig ze zijn op het sociale gebied.

Een tijdje kwam ik een nieuwe weblog tegen: GeekStijl.nl. Gelukkig hebben ze niets meer overeen met GeenStijl dan hun naam. Een leuke, Nederlandstalige weblog over alles wat een klassieke Geek aan zou moeten spreken: games, comics, gadgets en zelfs NaNoWriMo. Achter GeekStijl zitten acht jongeren, waarvan we er een aantal zijn tegengekomen tijdens Night of the Nerds.

Laten we aannemen dat de mensen bij GeekStijl echte geeks zijn. En laten we ook aannemen dat de Scheikundejongens echte nerds zijn. Wat is dan het verschil? Geekology kwam laatst met een mooi diagram, waar ik het overigens helemaal niet mee eens ben. Laten we even rustig naar de poster kijken. Klik op de poster voor originele grootte.

Waar ik het vooral niet mee eens ben, is dat iedereen op deze poster een Geek heet. Ik vind dat de Geek Primus, de Computer Geek en de Academic Geek, eigenlijk Nerds zijn. Sterker nog: de Geek Primus is in mijn ogen dé ÜberGeek. Dit is de Eerste Evolutiestam. Een tweede ding waar ik het niet mee eens ben zijn de Geek Chic Variants. Zij zijn wel geëvolueerd uit de Geek, maar geen echte geeks. Het zijn hipsters (voorbeeld) die zichzelf de Geek-stijl hebben aangemeten. Neppers, copy-cats en wannabes, dat zijn het.

Deze na-apers bezitten maar één of twee typische eigenschappen; Geeks bezitten er meer. Nu ik er zo over nadenk, zouden Geeks dan weer een kleinere set eigenschappen bezitten van de Nerd? Of toch juist andere? Komt het toch neer op hoe diep iemand ergens in geïnteresseerd is?

Volgens mijn woordenboek is een Nerd 1) een onnozel of verachtelijk persoon zonder sociale vaardigheden of is hij/zij saai en leergierig; of 2) een intelligent, toegewijde deskundige in een bepaalde technische discipline of beroep. Een Geek is volgens mijn woordenboek iemand die niet modebewust is of sociaal incapabel.

Ik kom er niet zo goed uit. Jullie hier nog een gedachten over? Iemand een betere definitie? En waar vind je jezelf onder vallen?

Afbeelding via Geekology

Studium Generale over nanotechnologie

Nanotechnologie. Ik krijg soms een beetje de kriebels van dat woord. Niet alleen omdat ik de indruk heb dat journalisten die met de term strooien vaak geen idee hebben wat het inhoudt (namelijk: gewoon natuur- en scheikunde), maar ook omdat de mogelijkheden naar mijn mening grof overschat worden. Niet zozeer door de wetenschappers in het veld, maar wel door de eerder genoemde journalisten.

Zo las ik recentelijk in een aankondiging van een discussie-avond van Studium Generale over nanotechnologie: “…door je lichaam patrouillerende nanobots die je bloedspiegel perfect op peil houden.” Nanobots? Laat me niet lachen. We hebben al moeite om een beetje mooi en reproduceerbaar nanodeeltjes te maken. Nanobots horen wat mij betreft écht thuis in sciencefictionboeken.

Met zulke absurde toekomstverwachtingen snap ik wel dat ‘het grote publiek’ een angst heeft voor nanotechnologie. Ik zou me ook niet helemaal lekker voelen bij de gedachte dat er nanobots in mijn bloed zouden zitten. Of in mijn hersenen, als groot complot van de overheid om mij zodanig te beïnvloeden dat ik geen kritische vragen meer stel. Ik zie de laatste tijd overigens ook verdacht veel chemtrails.

Hoe dan ook, het is fijn om chemicus te zijn. Dan weet je dat dergelijke zaken écht niet aan de orde zijn (maar mij moet je niet geloven, want ik ben onderdeel van Het Complot). Wat wél aan de orde is, is dat nanomaterialen andere eigenschappen hebben dan hun niet-nano varianten. Goudnanodeeltjes zijn bijvoorbeeld rood van kleur, terwijl goud normaal goudkleurig is. Ook kunnen nanodeeltjes een stuk reactiever zijn. Dat komt omdat bij nanodeeltjes een veel groter deel van de atomen aan het oppervlak zit. Daarom zijn nanodeeltjes erg interessant voor bijvoorbeeld de katalyse. Ook zouden nanodeeltjes vanwege hun grootte wellicht makkelijker cellen kunnen binnendringen. Maar vergeet niet: moleculen zijn vaak nog een heel slag kleiner en kunnen dat dus ook. Alle reden dus om voorzichtig te zijn met het toepassen van nanotechnologie (of liever: nanomaterialen) in consumentenproducten.

Een mooi voorbeeld van nanotechnologie: quantum dots, bolletjes van halfgeleiders van enkele nanometers groot. Afhankelijk van de precieze grootte zenden de quantum dots onder invloed van UV-straling diverse kleuren zichtbaar licht uit. Afbeelding © Scheikundejongens

Terug naar Studium Generale. In de betreffende bijeenkomst (theaterdebat, zoals men het treffend noemt) gaat het publiek discussiëren over nanotechnologie. Acteurs zullen de consequenties van de vragen en beslissingen van het publiek live uitbeelden. Ik weet niet wat ik me daarbij moet voorstellen, maar het klinkt interessant. Ik hoop dat de discussie vooral redelijke wetenschap zal bestrijken en de fantastische sciencefiction aan de acteurs overgelaten zal worden.

Het is het natuurlijk lovenswaardig dat met evenementen als deze aan een breder publiek wordt uitgelegd wat nanotechnologie precies is. Ook is het goed dat hiermee een bijdrage wordt geleverd aan het publieke debat over dit onderwerp, maar ik vind het érg jammer dat men in de aankondiging het grote publiek onnodig bang maakt met zaken die totaal niet aan de orde zijn. Maar ja, zo hebben we in elk geval weer wat om over te discussiëren.

De lezing is op donderdag 21 oktober van 20:00 tot 22:00 uur in de aula van het Akademiegebouw in Utrecht. De toegang is gratis. Na afloop is het debat terug te zien via de website van Studium Generale.

Het Teken van de Chemicus

Hoe romantisch is dat? Een geheim teken, ergens op het lichaam van een chemicus, zodat chemici elkaar kunnen herkennen. Als twee scouts de hand schudden, gebeurt dat met de linker hand. Zo herkennen ze elkaar. Heel vroeger, herkenden christenen elkaar door een halve boog in het zand te tekenen. De bevriende christen maakte, door nog een halve boog te tekenen, daar een vis (‘ichtus’) van: het teken van Christus. En zo hebben ook chemici een teken. Ofwel, die van de oude slag. Stiekem draag ik ook het teken. Met geheime trots natuurlijk.

Waar dit teken zich bevindt en hoe men eraan komt, wordt uitgelegd in een essay van Primo Levi. Hij was een Italiaanse Joodse chemicus en heeft om die reden een concentratiekamp overleefd. Waar zijn medemens werd uitgeroeid, werd hij gezien als ‘nuttige Jood’ en aan het werk gezet. Het werk van Levi wordt gezien als literatuur en is vaak zwaarmoedig door zijn ervaringen in de Tweede Wereldoorlog. Gelukkig heeft hij ook wat lichter werk op zijn naam staan, waaronder een aantal essaybundels. Naar aanleiding van een video van The Periodic Table of Videos ben ik op zoek gegaan naar een specifieke bundel: “Other People’s Trades”. Na een paar weken zoeken, heb ik het boekje gevonden en gelezen. In het essay “The Mark of the Chemist” staat in een paar pagina’s uitgelegd, hoe het zit met het Teken van de Chemicus.

De eerste alinea uit een Engelse vertaling:

They say that Freemasons used to recognize each other by scratching each other’s palms while shaking hands. I would propose that the chemists (or ex-chemists like myself) of my generation when they are introduced to each other should each show the palm of the right hand: toward the center, where the tendon that flexes the middle finger crosses what palm readers call the lifeline, the majority of them have a small professional, highly specific scar whose origin I will explain.

Levi legt uit dat glaswerk tegenwoordig heel gemakkelijk aan elkaar gezet kan worden door specifieke slijpstukken. Een bolkoeler of een vigreux passen naadloos op een rondbodemkolf doordat ze een geslepen koppelstukken hebben (wat elektriciens noemen, een ‘mannetje’ en ‘vrouwtje’) met een bepaalde diameter. Er was een tijd dat dat duur was, en daarvoor zelfs technisch niet mogelijk om dat zo precies voor elkaar te krijgen. Toen waren koppelstuk-mannetjes smaller en puntig, zodat ze door een stop van kurk of rubber gestoken konden worden. Je voelt natuurlijk al aan dat dit kracht en handvaardigheid vergt. Als een student onvoorzichtig is, kan de student, als hij teveel kracht zet, uitschieten of het glas laten breken. Omdat de meeste mensen rechtshandig zijn, hielden de meeste studenten de kurken of rubberen stop in hun rechterhand. Schoot het glaswerk weg, dan boorde het zich wel eens in hun rechterhandpalm.

Ik was niet bezig met kurk of rubber, maar wel met glaswerk. En ik ben zeker niet van een oudere generatie, maar ik heb wel een lelijke wond opgelopen. Al een paar jaar lang heb ik een littekentje in mijn rechter wijsvinger en is een klein gedeelte van mijn vinger gevoelloos (zielig!). Zoals Levi ook in de rest van zijn essay beschrijft, is het een kleine moeite voor docenten om hun studenten te waarschuwen bij bepaalde handelingen. Maar — hier gaat het laatste gedeelte van het essay over — studenten leren het meest van hun eigen fouten.

Hoe trek je meer scheikundestudenten?

Aan de koffietafel van het lab waar ik werk, komen geregeld mensen van buiten ons lab even gezellig kletsen. En zo hoor je nog eens wat. Van de week werden de tegenvallende vooraanmeldingen scheikunde besproken. Op het nieuws hoorde ik dat er steeds meer VWO’ers na hun middelbare school gaan aan een universiteit gaan studeren. Dit zou zijn doordat de arbeidsmarkt niet heel veel perspectief biedt, dus “investeren ze in de toekomst.” Ik zeg: ga er lekker een jaartje tussenuit, lekker vrijwilligerswerk doen, ofzo. Maar de hedendaagse scholier wil méér leren.

Snap ik ook wel. Ik hoorde ook over de onderwijsvernieuwingen op het VWO. Scheikunde op de middelbare school gaat steeds minder lijken op wat er op de universiteit gegeven wordt. Er worden totaal verschillende onderwerpen aangesneden. Natuurlijk is zo’n gat niet handig. Wiskunde kampt al tijden met dit probleem, maar daar hoor ik nooit wat over. Ja, dat het lastig is, voor eerstejaars studenten. Oplossing? De opleiding aanpassen is geen (realistische) mogelijkheid, dus het middelbare schoolpakket zal dan moeten veranderen. Of studies en studenten moeten accepteren dat er een kloof is. Hoe dan ook, onderwijsvernieuwing in het scheikundepakket op de middelbare school is een reden dat in heel Nederland de vooraanmeldingen scheikunde tegenvallen.

Een andere reden zou zijn dat er steeds meer concurrentie is van nieuwe studies, met hippere (Engelstalige) namen. Life Sciences and Technology bijvoorbeeld. Ik krijg het gevoel dat de scholier dan stiekem óók wordt opgeleid tot scheikundige, maar dat kan ook aan mij liggen. Scholieren willen geen suffe studies meer doen als scheikunde, natuurkunde en wiskunde, maar Chemical Sciences, Advanced Physics en Theoretical & Applied Mathematics. Het beestje moet een naampje hebben, en als het klinkt zoals het is (superdik en de hipheid zelve) zal het me aan m’n billetjes oxideren hoe het genoemd wordt. Als het het maar over hetzelfde beestje hebben. Een andere concurrent van de studie scheikunde kan de nieuwe bachelor Gametechnologie zijn.

Als reactie op deze naam-trend zouden de Scheikundejongens graag het volgende willen voorstellen: naast de studie scheikunde, worden er twee nieuwe studies geïntroduceerd. “Chemistry” en “Molecular design”. Engels, hip, creatief, you name it. Alledrie de studies zullen niet heel veel meer studenten samen hebben, als de oude studie scheikunde voorheen kreeg. Uit zowel economisch als praktisch oogpunt zullen de studenten veel vakken samen doen. Natuurlijk zullen de studenten Molecular Design meer vakken zoals Advanced Quantum Chemistry and How I Learned To Stop Worrying And Love The Model volgen; studenten scheikunde zullen daarvoor in de plaats Kwantumchemie 3 en Risicoanalyse doen. Natuurlijk krijgen de studenten van alle drie de stromingen *kuch* studies een bachelorgraad in “Chemische Wetenschappen.” Kreeg ik ook; vraagt nooit meer iemand naar.

Een laatste reden waarom de vooraanmeldingen scheikunde zo tegenvallen zou natuurlijk ook kunnen zijn omdat de zoekmachine op de universiteitswebsite bagger is, de meeste linkjes kapot zijn en zelfs Google weigert je de goeie kant op te leiden. Gelukkig is dit laatste probleem met twee ICT’ers en een lang weekend goed op te lossen.

Nanotechnologie is ook gewoon scheikunde

Deze column verscheen gister op Kennislink.

Sinds een decennium of wat is nanotechnologie hartstikke hip. Volgens definities betreft nanotechnologie alle wetenschap die sleutelt aan materialen waarbij één of meerdere dimensies tussen 1 en 100 nanometer liggen. Een nanometer (nm) is een miljoenste millimeter. Bij het maken van nanomaterialen komt vaak scheikunde kijken, terwijl we voor het verklaren van de eigenschappen juist natuurkunde nodig hebben. Maar nanotechnologie is zo verweven in allerlei natuurwetenschappen dat het zich lastig laat indelen in klassieke termen als natuur- en scheikunde. Om die reden wordt nanotechnologie ook wel een vakgebied op zich genoemd.

Het speciale aan de nanomaterialen is dat hun eigenschappen niet alleen afhangen van de chemische samenstelling, maar ook van hun grootte. Een bekend voorbeeld hiervan is goud. Goudbolletjes van enkele tientallen nanometer zijn niet meer goudkleurig, maar juist rood. Hoewel men hier destijds geen weet van had – en het toen zeker nog geen nanotechnologie heette – werd dit in de Middeleeuwen al gebruikt om glas in lood een rode kleur te geven. In 1847 was het de Britse natuur- en scheikundige Michael Faraday die er achter kwam dat de rode kleur werd veroorzaakt door de grootte van de goudbolletjes.

Niks nieuws onder de zon dus, zou je zeggen. Dat er momenteel sprake is van zowel een nano-angst als een nano-hype vinden we dan ook behoorlijk vreemd.

Een mooi voorbeeld van nanotechnologie: quantum dots, bolletjes van halfgeleiders van enkele nanometers groot. Afhankelijk van de precieze grootte zenden de quantum dots onder invloed van UV-straling diverse kleuren zichtbaar licht uit. Afbeelding © Scheikundejongens

Nano-angst

Allereerst die angst. Omdat nanomaterialen nieuwe en soms onbekende eigenschappen hebben, kúnnen ze gevaarlijk zijn. Een schoolvoorbeeld van een gevaarlijk – maar ‘puur natuur’ – nanomateriaal is asbest. Op basis van de chemische samenstelling had niemand verwacht dat het schadelijk zou zijn. Asbest is een silicaat, maar het glas in je raam bevat ook silicaten. Alleen gaat het bij asbest om vezels van silicaat, met een diameter van ongeveer 10 nanometer. En die blijken door hun vorm bij inademing onder andere asbestose en tumoren te kunnen veroorzaken.

Er bestaat bij velen de angst dat nanotechnologie het ‘nieuwe asbest’ zal worden. Zo gaan er bijvoorbeeld stemmen op om dan maar alle nanomaterialen in consumentenproducten te verbieden. Een belachelijk voorstel natuurlijk, omdat veel bestaande producten ook onderdelen bevatten die ‘nano’ zijn. Eenvoudige voorbeelden zijn de eiwitten in melk en het beschermende laagje aan de binnenkant van een chipszak. Niet alles wat ‘nano’ is, is meteen gevaarlijk. Maar dat moet natuurlijk wél getest worden voor een product op de markt wordt gebracht.

Hoe classificeren we al deze nieuwe, misschien gevaarlijke, materialen nou? Dit is een belangrijke vraag tegenwoordig en we weten niet hoeveel lezingen we daarover inmiddels gehoord hebben. Allemaal moeilijkdoenerij, want we testen toch ook hoe gevaarlijk niet-nanomaterialen zijn? We weten toch ook heel goed dat je methanol maar beter niet kunt drinken maar dat ethanol (met mate) geen bezwaar is? Waarom kunnen we niet gewoon verplicht stellen om ook alle nanomaterialen voor gebruik in consumentenproducten te laten testen? Het probleem is misschien dat de huidige regelgeving geen onderscheid maakt tussen een blok goud en gouden nanodeeltjes, omdat ze dezelfde chemische samenstelling hebben. Maar dat kan niet zo moeilijk op te lossen zijn.

Pas op! Bevat nanodeeltjes! Afbeelding © Kennislink

Nano-hype

Dan die nano-hype. Laatst kwamen we zinsneden tegen als “nanotechnologie ontwikkelt momenteel nanomaterialen (…)” en “nanotechnologie draagt bij aan duurzame energie”. Dat is net zoiets als “thermodynamica ontwikkelt momenteel ijs om over te kunnen schaatsen”. Nanotechnologie is een nieuw vakgebied, maar nanotechnologie ontwikkelt niets zelf. Dat doen nog altijd de onderzoekers.
Op zich hebben we er niets op tegen dat mensen positief zijn over nanotechnologie. Als je veel over goede ontwikkelingen in een vakgebied leest, dan krijg je daar een warm gevoel bij. Dat is logisch. Maar het kan ook te ver gaan. Soms zijn fans van nanotechnologie als de fans van een rockband. Die hebben ook de neiging te vergeten dat er nog andere bands zijn.

Kortom, er zijn een aantal factoren waar de eigenschappen van een materiaal vanaf hangen. Eerst waren dat vooral chemische samenstelling en stofeigenschappen, maar daar is nu iets nieuws bij gekomen. We weten dat nu ook de grootte (of kleinte, als je wilt) van het materiaal belangrijk is. Het klinkt als een open deur, maar dit is waarom nanotechnologie zo anders is. Toch blijft het gewoon wetenschap. En wetenschap is bedacht door mensen, die de natuur willen beschrijven. In een beschrijving van de natuur is geen plaats voor hypes en angsten. Daar telt alleen objectiviteit.