Vissers en hengels

Op een fantastisch eiland van wonen twee mensen. Zij wonen daar alleen en ze eten alleen vis. Ze hebben één bootje, twee hengels en een heleboel vrije tijd. Elke dag gaan ze met het bootje het water op en vangen meer dan genoeg vis om te kunnen overleven. Zo doen deze twee mensen dit al zo lang als hun geheugen strekt.

Op een dag bedenkt een van de twee een manier om nóg meer vis te kunnen vangen: een visnet. Tijdens het vissen spreekt hij de andere visser aan: “Zeg, als ik nou een manier zou hebben, om méér vis te kunnen vangen, zou dat niet mooi zijn? Dan hoeven we voortaan niet de héle dag meer te vissen.” Na een korte discussie wordt besloten dat een visser genoeg vis kan vangen voor beiden, dus de andere visser moest zijn idee maar eens gaan uitwerken.

Een week lang vangt de ene visser net genoeg vis voor hen beiden en de andere visser prutst een net in elkaar. Als de week nog maar net om is, laat de tweede visser zijn net zien en het blijkt een succesverhaal. Vanaf dat moment is vissen een eitje, zodat beiden vissers elke dag een paar uurtjes per dag naar de wolken kunnen kijken.

Deze metafoor werd gister aan de koffietafel besproken. Het verhaaltje komt van Jan Terlouw en ik heb de vrijheid genomen om hem te parafraseren. Vandaag wordt er gestaakt en eigenlijk gaat het gewoon om wetenschap en om wetenschappers op te leiden. Ik denk dat iedereen met bovenstaand verhaaltje er wel uit komt. En voor iedereen die daar moeite mee heeft, heeft xkcd nog onderstaande comic.

Bonusantwoord.

Overpeinzing van de dag

Als je door de Scheikundejongens heen zou scrollen, kom je niet ongeregeld lange lappen tekst tegen. Vandaag een korte overpeinzing. Een overpeinzing voor iedereen, die voor veel mensen iets anders zal betekenen en die je iets anders kan leren. In het geval dat je het er niet mee eens bent, hoor ik dat natuurlijk graag in de commentaren hieronder. Een vertaling van een citaat van Nobelprijswinnaar Roald Hoffman:

“Als ik scheikunde aan buitenstaanders probeer uit te leggen, heb ik grofweg drie soorten publiek: de man op de straat, mede-academici in de geesteswetenschappen en natuurkundigen. Alledrie de soorten publiek weten even weinig van scheikunde, maar het lastigste publiek is toch wel de natuurkundigen, omdat zij denken dat ze het begrijpen, maar dat doen ze niet.”

Via de Curious Wavefunction

Een volgende manier van wetenschap

Wetenschap werkt simpel (lees: idealiter) gezegd op de volgende manier: 1) iemand komt met een idee; 2) hij/zij zoekt naar wetenschappelijke artikelen om te kijken wat er al over bekend is; 3) doet onderzoek; 4) schrijft zijn/haar bevindingen in een artikel op; 5) het artikel wordt gepubliceerd.

De échte wetenschap speelt zich af in stappen 1 en 3: creativiteit en originaliteit zijn verschrikkelijk belangrijk en de rest is intelligentie (boekenkennis) en doorzettingsvermogen. Dit proces is een ode an sich waard. In “De Magie van de Wetenschap” is een goeie poging gedaan om deze momenten te vangen. Ik zou pagina’s vol kunnen prevelen over de schoonheid van dit niveau van wetenschap, maar het zal niets zijn in vergelijking met de real deal.

Helaas heeft ook het bestaan van een wetenschapper saaiere kanten. Gelukkig worden studenten al snel hiermee in aanraking gebracht, zodat ze op tijd kunnen stoppen met hun studie. Een noodzakelijk kwaad is het zoeken naar en begrijpen van de literatuur. Dé Literatuur. Het collectieve geheugen van de moderne natuurwetenschap, gepersonificeerd als het Internet. Waar wetenschappers een decennium geleden of meer nog fysieke tijdschriften doorbladerden, zijn Google Scholar, Web of Science en PubMed onze kappers. Vanuit daar ploegen wetenschappers de digitale versies van hun begeerde tijdschriften door. Eerst was het een crime om genoeg tijdschriften te verzamelen en de referenties op orde te houden, nu is het vervelendste om niet teveel artikelen te verzamelen en de referenties op orde te houden.

Een wetenschappelijk artikel lezen is een zwaar en intellectueel uitdagend proces. De auteurs hebben hun best gedaan om zoveel mogelijk informatie, op een nog steeds leesbare manier, in zo weinig mogelijk tekst te weven. Een artikel begint met een titel, dan een korte samenvatting van het complete artikel (de abstract), dan een inleiding (waarom werd dit onderzoek uitgevoerd), et cetera. Tijdens het globale zoeken wordt meestal niet verder gelezen dan de titel, bij meer interesse worden de afbeeldingen geskimd, daarná pas de abstract en als dan de absolute relevantie vast gesteld is, wordt het hele artikel van binnen en van buiten gelezen. Maar lieve lezer, vergist u niet, een aantal pagina’s lezen kan zo een hele werkdag in beslag nemen. De hoeveelheid informatie per zin is ongekend en uiterste concentratie is nodig om elk cruciaal detail te extraheren.

Maar nu, als Kind Van Het Internet, ik denk dat dit beter/gemakkelijker/sneller kan.

De artikelen die nu digitaal beschikbaar zijn, zijn niet meer dan restanten van een papieren tijdperk. Ze worden opgemaakt alsof ze in een papieren tijdschrift gepubliceerd zullen worden, terwijl ze meestal digitaal gelezen worden. Heel raar eigenlijk. Het allermooiste op het Internet is de hyperlink. Maar waarom staan referenties er dan nog altijd netjes als superscript1 of als parenthese [2] tussen? Als ik op de Scheikundejongens iets interessant vind om naar te verwijzen, voeg ik zelf een link toe. Maar wetenschappers kunnen dat niet. Als ik een artikel lees, en er wordt een stelling gedaan, staat er een referentie naar. Onderaan de pagina, of aan het einde van het artikel, staat dan een volledige referentie waarmee ik in mijn favoriete zoekmachine overweg kan. Maar waarom moet ik dat allemaal zelf ‘met de hand’ doen? Waarom zijn hyperlinks geen optie?

Het Internet is er klaar voor, tekstverwerkers zijn er klaar voor, computers zijn er klaar voor, maar alleen uitgevers zijn te conservatief of te lui om mee te gaan met de prachtige verbeteringen die onze tijd ons schenken. Maar ach, een fatsoenlijke RSS feed of Open Science is ook nog steeds teveel gevraagd. Tot die tijd zal ik mijn kleine steentje bijdragen met de volgende tip:

% --- Packages --- %

\usepackage{hyperref}

% --- Settings --- %

\hypersetup{
colorlinks,
citecolor=black,
filecolor=black,
linkcolor=black,
urlcolor=black
}%zorgt voor onopvallende hyperrefs

  1. Voetnoten zijn een van de meest verschrikkelijke afleidingen die een schrijver kan gebruiken. Je kan jezelf niet meer in de voet schieten dan met het gebruik van dit soort belachelijke afleidingen. Als het belangrijk genoeg was wat je in je noot wil zetten, maak er dan een mooi verhaal van en zet het in de tekst.
  2. Of is het enkelvoud parenthesis?

De blogosphere is dood — Leve de blogger

De blogosphere is de verzameling van alle weblogs op het Internet. Weblogs zijn een van de oudere vormen van webpagina’s op het Internet en ik weet zeker dat ze nog lang zullen blijven bestaan. Helaas ben ik een uitzondering: de weblog schijnt dood. Aan alle kanten hoor ik opeens dat bloggen uit is en dat Twitter (formeel een microblog) en Facebook ervoor zorgen dat niemand meer blogt. Heeft de TV de radio verdreven? Of heeft Internet ervoor gezorgd dat niemand meer TV kijkt? Gaat de iPad ervoor zorgen dat de desktop uitsterft?

De Wiskundemeisjes hebben zich teruggetrokken en plaatsen alleen nog de columns die ze schrijven voor de Volkskrant; de weblogverkiezing van Nederland “Dutch Bloggies” houdt er na 10 jaar mee op en dan krijg ik een mailtje van een trouwe lezer die denkt dat bloggen dood is. Hij bedoelt het niet verkeerd. Dat haalt hem de donder, want hij begint er net zelf eentje: Chemielog. Ik wens hem alle succes.

Wat mij bij het begin van de Scheikundejongens al opviel, is hoe enorm veel Engelstalige weblogs er over scheikunde zijn — en hoe verschrikkelijk weinig er in het Nederlands zijn. Zelfs als ik bedenk dat er meer Engelstaligen dan Nederlandstaligen verbonden zijn aan het Internet. Als we nu eens alle commerciële en overheidsgefinancierde blogs weg denken, dan kan ik de de hoeveelheid Nederlandse scheikundeblogs op één hand tellen. Zó weinig heeft de Nederlandse chemicus toch niet te vertellen?

Het is gemakkelijk om hier cynisch over te doen: die zogenaamde Nederlandse kenniseconomie waar politici zo prat op gaan, wordt systematisch ondermijnd. Studenten moeten belachelijke bedragen gaan betalen voor alle extra’s die ze naast hun studie willen doen, politici hebben geen idee wat voor gave dingen ze allemaal kunnen doen om scholieren te interesseren in wetenschap en universiteiten krijgen veel minder geld te besteden aan onderzoek en wetenschappers.

Begrijp me niet verkeerd. Ik heb niet alle kennis in pacht, maar ik weet wel wat ik interessant vind. De Scheikundejongens is een weblog die ik zelf leuk vind om te lezen. Nu heb ik het geluk dat ik geen probleem heb met Engelse teksten, maar sommige middelbare scholieren worden volgens mij toch af geschrokken door Engelse teksten. Snap ik ook wel een beetje. Vandaar dat ik zo graag zou willen dat er meer leesvoer in het Nederlands beschikbaar komt. De volgende generatie wetenschappers laat zich niet zomaar overhalen. Ik denk dat er genoeg ruimte is in de (scheikundige hoek van de) Nederlandse blogosphere en ik weet zeker dat er genoeg is om over te schrijven.

Lieve scheikundigen in Nederland, lieve natuurkundigen, lieve biologen, lieve wiskundigen, lieve alles-wat-ook-maar-iets-met-bèta-te-maken-heeft: registreer een leuk domeintje en blog.

Het gezag van de witte jas

Dit bericht werd geschreven naar aanleiding van deze columnwedstrijd

Soms vraag ik me wel eens af hoe mensen dat nou zien. Dan zien ze zo’n man in een reclame met een witte jas aan. Hij zegt dan zo dat hij bij een bedrijf werkt met IQ en raadt u allemaal dingen aan. En wij geloven hem, omdat hij een witte jas aan heeft.

Die witte jas, die doet-et hem. Ik heb er ook zo eentje, maar die durf ik niet zo goed mee naar buiten te nemen. Ook heb ik er een bijpassende bril bij, maar die dwingt juist het omgekeerde van respect af. Behalve chemici en apothekers zijn ook andere beroepsgroepen die een witte jas gebruiken: huisartsen, dierenartsen en ziekenhuispersoneel. Technici en fietsenmakers en dergelijke hebben juist geen mooi wit aan, maar blauw of grijs.

Van een professor hoorde ik eens een anekdote over hoe een dierenarts eiste dat zijn (niet-academisch geschoolde) assistent géén witte jas aan zou trekken. Hij had er namelijk al eentje en dat zou verwarring opleveren. Hij bedoelde eigenlijk dat de witte jas alleen voor mannen is met “dr.” of “prof.” voor hun naam. Ik moet daar een beetje van walgen, maar hij heeft niet helemaal ongelijk. De meeste mensen verwachten ook dat de meneer met de witte jas alles weet. De witte jas is de autoriteit. De witte jas veinst IQ.

Lang verhaal kort: ik ga mijn bevlekte, niet meer zo maagdelijke jas aantrekken. Ik ga straks naar een laboratoriumruimte waar bijna alleen maar mensen werken zonder “dr.” of “prof.” voor hun naam. Hier gelooft men niet zo in het gezag van de witte jas.